currentcomingfairsworksnewslettercontactsearchtwitterfacebook

Koen Limperg

De Kring rond Limperg / The Circle round Limperg
1920 - 1945

March 29 - May 3, 2015
opening March 29, 4 pm

Architect and designer Koen Limperg (1908 - 1943) was driven in his work by two impulses : a desire for beauty and social consciousness. His architecture was based on Functionalism and the Modern Movement and was destined for the new modern times. In his designs for theater and trade fairs Limperg was a very different person : here there was room for an unbridled imagination and unlimited design possibilities.

with

Koen Limperg

Gerrit Rietveld
Mart Stam
Cas Oorthuys
Hendrik Werkman
El Lissitzky
Paul Schuitema
Piet Zwart
Gerd Arntz
Peter Alma
Willem Sandberg
Alexander Rodchenko
Ivan Leonidov
Vladimir Tatlin
Lotte Stam-Beese
Frits van Hal
Leo Braat
Nico de Haas
Abraham Elzas
and more

photos on Facebook

Koen Limperg (1908 - 1943)

Architect en ontwerper Limperg werd in zijn werk gedreven door twee impulsen: een verlangen naar schoonheid en een sociaal bewustzijn.
Zijn architectuur was gebaseerd op het Functionalisme en het Nieuwe Bouwen en was bestemd voor de nieuwe, moderne mens. Bij zijn ontwerpen voor het toneel en tentoonstellingen was Limperg een hele ander persoon: hier was plaats voor een ongebreidelde fantasie en onbeperkte constructiemogelijkheden.

Koen Limperg werd op 19 juli 1908 geboren in Amsterdam. Zijn vader had samen met diens broer en nog drie andere firmanten een accountantskantoor dat hij in 1922 verliet, toen hij eerste hoogleraar in de bedrijfshuishoudkunde werd aan de Universiteit van Amsterdam. Limpergs vader was een belangrijk figuur in het Nederlands Instituut Voor Efficiëncy, een belangrijk orgaan in de Nederlandse "efficiency" beweging. Via deze beweging veroverden aspecten van het Taylorisme, onder andere wetenschappelijke bedrijfsvoering, de Nederlandse markt. Limpergs vader hield zich bij het NIVE vooral bezig met het gezinshuishouden, dat voorheen niet betrokken was bij studies van dit instituut.
Koen had een oudere broer en een jongere zus. Theo Limperg was een afgestudeerd jurist. Hij specialiseerde zich, mede beïnvloed door het tijdschrift "De 8 en Opbouw", in het auteursrecht. Enkele artikelen van hem werden gepubliceerd in dit tijdschrift. Koen's jongere zus Emmy Limperg werkte na de oorlog onder andere als econome in het voortgezet onderwijs.
Limperg trouwde in 1938 met Maria Loopuyt, dochter van de Amsterdamse socialistische wethouder Jos Loopuyt. Zij had uit een eerder huwelijk al een dochter. Het milieu waarin Limperg door zijn huwelijk in terecht kwam met dit huwelijk werd door de dochter omschreven als een sociëty-links geörienteerd milieu. Een milieu van Nederland-USSR, De Kring en Metz en Co. Deze socialistisch getinte omgeving heeft duidelijk invloeden gehad op Limperg's visie: als architect probeerde hij steeds het leven en werken van mensen aangenamer te maken, ongeacht uit welke sociale laag ze kwamen en met het budget dat er voor beschikbaar was.
Limperg hield zich tijdens zijn carrière bezig met onderwerpen die internationaal in de belangstelling stonden door de georganiseerde CIAM-congressen zoals standaardisatie en efficiency, akoestiek, warmte- en geluidsisolatie en moderne bedrijfsvoering. Ook ontwierp Limperg inrichtingen van tentoonstellings- en jaarbeursstands, zowel nationaal als internationaal en decors en kostuums voor toneelgezelschappen.
Het echtpaar woonde op de Prinsengracht 1009 te Amsterdam, waar Limperg ook zijn architectenbureau had. Het huis was eigendom van de Doopsgezinde Gemeente en werd toegewezen aan Limperg onder voorwaarde dat hij de zorg voor het huizenbestand van de kerkelijke gemeente op zich zou nemen. Dit hield onder andere in dat hij een inventarisatie maakte van alle kerkgebouwen en huizen in het bezit van de Doopsgezinde Gemeente in Amsterdam. Limperg bleef tot in de oorlog financieel afhankelijk van zijn vader. De oorlog verhinderde hem zijn familie te onderhouden.

Opleiding
Limperg begon in 1925 met zijn opleiding aan de School voor Bouwkunde en Versierende Kunsten en Kunstambachten in Haarlem. Echter aan het eind van zijn tweede jaar werd deze school opgeheven. Hij vervolgde zijn opleiding aan de MTS voor Bouwkunde in Utrecht, afdeling Burgerlijke Bouwkunde, die hij op 18 juli 1930 met goed gevolg afsloot. Met Limperg behaalde ook architect H. Elte zijn diploma aan deze school. Na zijn opleiding was Limperg een jaar werkzaam op het bureau van Architect Baanders. Vervolgens werkte hij een jaar bij het bureau van Jan Wils in Den Haag, hier was hij onder andere opzichter bij de bouw van het kantoor van de Olveh in Den Haag. Tenslotte volgde Limperg in oktober 1933 met goed gevolg een cursus betoncontrole, gegeven door Ir. N. J. Rengers en Ing. A. Zwolsma.

Werkkring
Na zijn afstuderen, rond 1930, vestigde Limperg zich als architect aan de Koningsplein 1 te Amsterdam. Toen Limperg met zijn gezin verhuisde naar het huis aan de Prinsengracht 1009, voerde hij zijn architectenpraktijk ook op dit adres. Samen met zijn compagnon ir. G.J. Meyers werkten zij aan diverse projecten, waarbij Limperg voornamelijk de esthetische, de functionele en de bouwfysische kant van de ontwerpen deed, terwijl G. J. Meyers de constructieve kant en het uitvoeren van berekeningen voor zich nam. Op deze manier werkten zij bijvoorbeeld samen aan een verbouwing van de fotogroothandel NV. E. Fischel jr. te Amsterdam en de nieuwbouw van het woonhuis met kantoor en werkplaats van de familie Naaktgeboren in 's Gravenhage.
Limperg werkte in zijn carrière veel samen met anderen. Door de intensieve contacten die hij onderhield met De 8 en Opbouw kwam het tot samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld J. B. van Lochem, aan de enquête Functionele Buitenwanden, met B. Merkelbach, Kammer en W. van Tijen, aan een ontwerp voor proefwoningen te Bosch en Lommer, met Mart Stam, aan een themanummer van De 8 en Opbouw over Auto-verkeer-wegen-stad, en met A. Bodon, aan de inrichting voor de Departementale Inzendingen van de Najaarsbeurs te Utrecht in 1941.
Ook voor zijn diverse studieprojecten werkte Limperg samen met afgevaardigden van destijds bekende onderzoeksinstellingen, zoals het Nederlands Instituut Voor Effciëncy, de Thermotechnische Dienst der Warmtestichting, de Geluidsstichting en het Centraal Instituut voor Materiaal Onderzoek. Zo werkten Limperg en Meyers samen met mevrouw R. Lotgering-Hillebrand aan het boek Keukens (1935), die zij hadden leren kennen tijdens de Efficiëncy dagen in Den Haag in 1932. Voor het boek "Naar warmer woningen" (1936) werkte Limperg nauw samen met dhr H. J. Hamaker, medewerker van de Thermotechnische Dienst der Warmtestichting Utrecht.
Op het gebied van toneel heeft Limperg diverse keren samengewerkt met regisseur Paul Storm, regisseur Abraham van der Vies en D. C. van der Poel, toneeladviseur. Met de laatste twee verzorgde Limperg twee themanummers van De 8 en Opbouw, over openluchttheaters en schouwburgen.

Groep 32
In 1932 was er op de jaarvergadering van het genootschap Architectura et Amacitia een groep jonge architecten die zijn onvrede uitte over de gang van zaken binnen dit genootschap. Zij verweten het genootschap de jongste ontwikkelingen in de architectuur te negeren. Deze groep architecten bestond uit Koen Limperg, H. Elte, A. Elzas, W. la Croix, Kloos, Holt, Mastenbroek, Neter, Nuytem, Röntgen, Sijmons, Komter, Van Woerden en Zanstra. Zij sloten zich al snel aaneen tot de Groep 32, rond de architect A. Boeken.6 Een van de doelstellingen van Groep 32 was, zoals uit een citaat van A. Boeken blijkt, het bijeenbrengen van zoveel mogelijk jonge architecten die de architectuur zagen als een belangrijke factor in het grote maatschappelijke en culturele ontwikkelingsproces. De esthetische kant van het bouwen was voor de leden van Groep 32 een zeer belangrijke component. Een groot voorbeeld voor de leden van Groep 32 en ook voor Limperg was de Franse architect Le Corbusier. Een ander belangrijk voorbeeld voor Limperg was één van de Nederlandse pioniers van het Nieuwe Bouwen, J. B. van Lochem. In een later stadium van Limperg's carrière zou hij met hem samenwerken, onder andere aan de enquete Functionele Buitenwanden (1939)
Toen in 1934 de Groep 32 definitief brak met Architectura et Amacitia kregen de zeventien leden de uitnodiging van De 8 uit Amsterdam om te fuseren. De twee architectengroepen hadden al nauwe banden, vooral rond het blad De 8 en Opbouw dat samen met de Rotterdamse De Opbouw uitgebracht werd. De 8 en Opbouw was in Nederland een platform voor het Nieuwe Bouwen. In zijn carrière raakte Limperg nauw betrokken bij de uitgave van dit blad. Naast het schrijven van artikelen was Limperg ook enkele malen redactielid van De 8 en Opbouw en werkt hij mee aan diverse themanummers van het blad.
Limperg's betrokkenheid en lidmaatschap van Groep 32 en De 8 laten duidelijk zien wat zijn mening over architectuur in relatie tot de maatschappij was. Zijn overstap van Groep 32 naar De 8 werd vermoedelijk gemotiveerd door het feit dat Groep 32, in tegenstelling tot het Nieuwe Bouwen, wel decoratie toevoegde aan de Architectuur. Limperg hing meer het Nieuwe Bouwen aan, met een afwijzing van elke decoratie. Zijn mening bleek duidelijk uit het artikel 'Wat wil het Nieuwe Bouwen', wat hij schreef in Agenda, een speciaal uitgave van De 8 en Opbouw in 1935. Hierin schreef Limperg, namens de redactie, over de CIAM, het Nieuwe Bouwen en de uitgangspunten van De 8. In een reeks van foto's en tekeningen werd geïllustreerd wat goede en wat foute architectuur was.

Opvattingen
Koen Limperg werd in zijn werk gedreven door twee impulsen: een verlangen naar schoonheid en een sociaal bewustzijn. Bij de fusering van De 8 en Groep 32 in 1934 werden alle leden en nieuwkomers in de gelegenheid gesteld iets van hun werk te publiceren in het laatste nummer van De 8 en Opbouw van dat jaar. De meesten toonden een ontwerp met toelichting, Limperg leverde echter een bijdrage in de vorm van een cartoon. In drie rijen van zes tekeningen toonde de cartoon veel voorkomende misstanden in de sociale woningbouw. Aan de ene kant onnodige versieringen, glas in lood, archaïsche schoorstenen, etcetera. Aan de andere kant; teveel trappen, te kleine keukens; geluidshinder; te weinig groen, "luchtjes" in de trappenhuizen, wc, bad- en wasruimte en toilet in één vertrek, kolenkisten op droogbalkons, grauwe straten en antennebossen op de daken. Limperg was vanaf 1932 begonnen aan al deze zaken aandacht te schenken.
Uit Limpergs activiteiten wordt ook een zeer nauwe affiniteit zichtbaar met de nieuwe idealen van het Nieuwe Bouwen. Limperg was zeer gedreven om deze nieuwe bouwkunst te doen slagen, een architectuur die gebaseerd was op de nieuwe, moderne mens. Het functionalisme, de Nieuwe Zakelijkheid, voor Limperg sloten deze nieuwe ontwikkelingen in de architectuur regelrecht aan op de door hem gestelde idealen. Waar Limperg in zijn diverse onderzoeken en studieprojecten heel erg bezig was met het functionalisme en het Nieuwe Bouwen, met name het analytische onderzoeken van maatschappelijke misstanden, bleek uit zijn ontwerpen voor het toneel en tentoonstellingen een hele ander persoon. Zijn ontwerpen voor toneeldecors en toneelkostuums getuigen van een brede fantasie, duidelijk gebaseerd op de strakke vormen en helderheid van het Nieuwe Bouwen maar met een sierlijkheid en een luchtigheid die af en toe neigt naar het neobarokke, aldus J. Roding in haar artikel over Koen Limperg. Limperg zelf was van mening dat er op het toneel plaats was voor "...een ongebreidelde fantasie en onbeperkte constructiemogelijkheden. Elke vorm is te realiseren. In de architectuur van de huizen en van de steden komen vaak vormen voor, die op het toneel thuis horen. Daarentegen ontbreekt in de decors zeer vaak de vormgeving, die door de mogelijkheden van het toneel geboden worden. Want één eis hebben toneeldecors en architectuur gemeen, dat beiden functioneel moeten zijn...". Met andere woorden, functionele toneeldecors en eigenlijk ook toneelkostuums mogen de mensen voor de gek houden, illusionistisch zijn en de mensen aanspreken op hun fantasie.
De stands die Limperg ontwierp zijn gebaseerd op dezelfde ideeën als de toneeldecors. Limpergs inrichtingen zijn overzichtelijk, passen wat uitstraling en beeld betreft binnen het Nieuwe Bouwen, maar laten tegelijkertijd een meer fantasierijkere opbouw zien. Zo tonen helder en overzichtelijk de ontwerpen voor Mouton en Co, Auerhaan en Co en de inzendingen voor de jaarbeurzen in Leipzig. Maar wel tegen een achtergrond van zwierige en gekromde vlakken die de tentoonstellingsstands verlevendigen.

Lidmaatschappen
Zoals hiervoor al ter sprake kwam was Koen Limperg achtereenvolgens lid van Architectura et Amicita, Groep 32 en De 8. In 1938 kwam het tot een meningsverschil tussen leden van de voormalige groep 32 en De 8. Vooral A. Boeken raakte in conflict met enkele leden van De 8. Limperg bleef al die tijd trouw aan De 8, mede door zijn bewondering voor J. B. van Lochem, C. van Eesteren, M. Stam, en B. Merkelbach. Met deze mensen werkte Limperg nauw samen in de periode vlak voor en in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Zijn organisatorische rol in de schaduw van deze 'groten' werd zeer gewaardeerd zoals blijkt uit een brief van J. B. van Lochem aan Koen Limperg. Dat Limperg zich liever op de achtergrond hield blijkt ook uit zijn spaarzame uitlatingen op het gebied van architectonische vormgeving. Zeker toen deze discussie leidde tot een scheuring binnen De 8. Limperg bleef lid bij De 8 en werkte als redactielid aan de uitgave van De 8 en Opbouw tot dat het blad in 1943 werd opgeheven vanwege de oorlogsomstandigheden.
Het vijfde CIAM congres, Congrès Internationaux d' Architecture Moderne werd gehouden in 1937 in Parijs. Limperg was voorzitter van één van de commissies tijdens dit congres. Enkele van de vele onderwerpen die aan de orde kwamen waren standaardisatie en efficiency, akoestiek, warmte- en geluidsisolatie en moderne bedrijfsvoering.
Samen met de leden van De 8 was Limperg ook lid van de Studiegroep Architectonische verzorging van de Naoorlogse Woningbouw. Deze studiegroep werd in 1942 opgericht en discussieerde over de vraag wat de houding zou zijn van de architect na de oorlog en wat de inhoud van diens taak zou zijn. Deze studiegroep bestond uit de volgende architecten: L. Stam-Beese, I. Falkenberg-Lieferink, A. Bodon, dr. ir. J. T. F. Bijhouwer, W. la Criox, C. van Eesteren, J. H. Groenewegen, G. Holt, Ch. J. F. Karaten Jr., J. P. Kloos, K. Limperg, H. Mastenbroek, Joh. Niegeman, H.H. van der Pauwert, G. Rietveld en M. Stam.
Naast Limpergs deelname aan de vele discussies en diverse symposia over architectuur volgde hij ook kritisch het architectuuronderwijs. Toen in 1942 de architect Johan Niegeman in een brief aan Koen Limperg schreef over een voorstel voor een te organiseren bouwkundecursus accepteerde Limperg dan ook onmiddellijk. Niegeman omschreef het doel van de cursus als volgt: "...om aan de steeds toenemende behoefte, het zelfstandig kunnen uitvoeren van architectonische en bouwkundige opgaven, tegemoet te komen...". Naast Limperg werden Mart Stam en ir. P.A. van der Weiden uitgenodigd om les te geven. Deze bouwkundecursus zou aansluiten bij het derde studiejaar van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, te Amsterdam de latere Rietveld Academie. Voor het eerste jaar (25 september 1942 tot juni 1943) hadden acht studenten zich ingeschreven. De lessen zouden gegeven worden in het huis van Koen Limperg. Of deze cursus werkelijk is doorgegaan is niet bekend.
Limperg was geen lid van de door de Duitse bezetters opgezette cultuurkamer. Op een van de vergaderingen van De 8, kort voordat zij haar activiteiten staakte, werd er beslist over het lidmaatschap van de cultuurkamer. Limperg ging fel in tegen de houding van de meerderheid van de leden, het leek er op dat deze altijd zo idealistische en ethische groep op het moment dat het er op aankwam transigeerde of zelfs capituleerde. Verbitterd en teleurgesteld verliet Limperg daarop De 8 om andere architecten te vinden die zich wel bij het verzet wilden aansluiten. Helaas heeft Limperg niet meer mee kunnen maken hoe deze oorspronkelijke houding van De 8 zich snel ten goede keerde.

Publicaties
Al vanaf het begin van zijn carrière heeft Limperg veel artikelen gepubliceerd in diverse bladen. Zo verschenen van zijn hand artikelen in de Groene Amsterdammer, het Bouwkundig Weekblad Architectura, diverse kleine vergeten blaadjes, meestal vakbladen, maar vooral schreef Limperg voor het tijdschrift De 8 en Opbouw. Zijn artikelen geven een beeld van waar Limperg zich mee bezighield. Zo schreef hij diverse artikelen waarin hij het beleid van de diverse Welstandscommissies ter discussie stelde en artikelen waarin hij heel duidelijk de uitgangspunten van De 8 en het Nieuwe Bouwen uitdroeg. Limperg besprak diverse ontwerpen van bijvoorbeeld A. Boeken, zoals de Tennis- en tentoonstellingsthal aan de Apollolaan in Amsterdam, Merkelbach en Karsten voor de AVRO studio's in Hilversum..
Voor De 8 en Opbouw werkte Limperg mee aan het samenstellen van diverse themanummers. Zo maakte hij in samenwerking met Mart Stam een nummer over de relatie tussen de auto en de stad, getiteld Auto-Verkeer-Wegen-Stad, over de auto als belangrijke stedenbouwkundige factor. Samen met regisseur A. van der Vries en toneeladviseur D. C. van der Poel maakte Limperg drie nummers over het thema toneel; de eerste over decors en kostuums in toneelstukken (1937) , het tweede over openluchttheaters (1938) en het derde nummer over schouwburgen (1941).
Naast artikelen verschenen er van Limperg ook diverse boeken die hij meestal in samenwerking met anderen publiceerde. De onderwerpen van zijn boeken volgden uit de diverse onderzoeken die Limperg verrichtte in het kader van CIAM: standaardisatie en efficiency, akoestiek, warmte- en geluidsisolatie en moderne bedrijfsvoering.

Keukens
Het werk van Limperg voor de efficiënte keuken begon met het NIVE, Nederlands Instituut Voor Efficiëncy, waar zijn vader een belangrijk figuur in was. Hij kwam er in contact met mevr. R. Lotgering-Hillebrand en via haar met het werk van Erna Meyer, een deskundige op het gebied van keukens. Zij had het boek 'Der Neue Haushalt' (1926) geschreven en was betrokken bij het ontwerpen van keukens voor Mies van der Rohe in de Wiessenhofsiedlung en voor J. J. P. Oud's woningen in Stuttgart. Uit het werk wat in Duitsland en in Engeland door onder andere het Kitchenplanning Centre op het gebied van een efficiëntere huishouding was verricht bleek dat Nederland ver achterliep. Het boek "Keukens" geschreven door Limperg, G. J. Meyer en R. Lotgering-Hillenbrand moest deze achterstand goedmaken en tevens dienen om de Nederlandse markt warm te maken voor de invoering van de gestandaardiseerde keuken. Dit schreef Limperg in een brief aan de Belgische architect L. H. de Koninck. Deze architect ontwierp voor de Belgische markt een standaardkeukeninrichting onder de naam Cubex. In "Keukens" werden diverse voorbeelden getoond van dit systeem en Limperg en G. J. Meyers wilden op de Nederlandse markt een vergelijkbaar keukensysteem brengen. In 1936 deden ze een voorstel aan de Bruynzeel-fabrieken. Daar waren ze aanvankelijk gematigd enthousiast voor dit voorstel, vooral over de commissie dat aan de Belgische ontwerpers van het Cubex systeem betaald moest worden. Uiteindelijk verbrak Bruynzeel het contract met Limperg om met ontwerper Piet Zwart verder te gaan.

Boerderijen
Een van de vraagstukken van de CIAM-congressen was de ontwikkeling van de rationele boerderij. De drooglegging en vooral de inrichting van de Wieringermeer bood een unieke gelegenheid om tot studieobject te dienen. Limperg schreef naar aanleiding hiervan het boek "Boerderijen" in 1938. Bijdragen in het boek werden geschreven door W. van Gelderen, lid van architectengroep "Opbouw", A. D. van Eck, hoofd van de Bouwkundige Afdeling van de Directie van de Wieringermeer, en J. T. P. Bijhouwer, adviseur van de Directie van de Wieringermeer. "Boerderijen" werd uitgebracht door uitgeverij van Holkema en Warendorf n.v., Amsterdam. De publicatie verscheen ook als premienummer van het tijdschrift De 8 en Opbouw, februari 1938.

Naar warmer woningen
Geïnspireerd door de warmte- en vochtproblematiek in de woningbouw besloot Limperg hiernaar onderzoek te doen. Dit resulteerde in de publicatie "Naar warmer woningen", verschenen in 1936 bij de uitgeverij van Holkema en Warendorf. Hierin Liet Limperg door middel van berekeningen en tabellen zien dat de oplossing van het probleem bij de architect lag. J. B. van Lochem publiceerde vrijwel tegelijkertijd zijn boek "Acoustisch en thermisch bouwen" en het boek van Limperg werd zelfs in Duitsland uitgebracht. In 1960 werd de tweede druk van "Naar warmer woningen" uitgebracht met een voorwoord van J. H. van den Broek. En zelfs in 1974 blijkt de strekking van Limperg's boek nog actueel te zijn toen het aangehaald werd in een artikel in de wonen-TA/BK over de olie- en de energiecrisis.

Catalogus voor de bouwwereld
Het initiatief voor het uitgeven van de Catalogus voor de Bouwwereld kwam van Limperg. Hij ontwikkelde in 1932 een plan om in Nederland een permanente tentoonstelling te organiseren. Op zo'n tentoonstelling zou een architect in korte tijd alle gegevens over bepaalde bouwmaterialen moeten kunnen verkrijgen. Op deze manier zou het aanvragen van informatie over bouwmaterialen door architecten efficiënter worden. Tijdens het organiseren van deze tentoonstelling, die uiteindelijk niet door ging, kreeg Limperg diverse bouwcatalogi uit Zwitserland, Amerika, Duitsland en Denemarken opgestuurd. Om een Nederlandse uitgave te realiseren nam Limperg contact op met de Haagse uitgeverij Mouton & Co. Afgesproken werd dat Limperg de totale redactie van de catalogus op zich zou nemen. De kosten van de uitgave zouden gedekt worden door advertenties. De fabrikanten waren echter te afwachtend en besloten werd de naam van de BNA aan de catalogus te verbinden. Architect E. Verschuyl werd namens de BNA als mede-redacteur aangewezen.
Naast de productinformatie bevatte de catalogus ook enkele N(ormaal) bladen met diverse nuttige informatie en verschillende soorten matenschetsjes. Deze matenschetsjes van gebruiksartikelen en woningonderdelen werden door Limperg gemaakt en bestaan uit kleine schematische tekeningen van diverse gebruiksvoorwerpen met aanduiding van de maten. Het was de bedoeling dat de architect vanuit deze maatvoering tot snelle en goede ontwerpen zou komen.
De eerste en de tweede uitgave van de Catalogus voor de Bouwwereld, respectievelijk verschenen in 1935 en 1936, waren een groot succes in binnen en buitenland. Echter door meningsverschillen tussen Mouton & Co en Limperg besloot de laatste ontslag te nemen. De kwaliteit van de catalogus is sindsdien alleen maar afgenomen en heeft nooit meer het niveau bereikt dat Limperg voor ogen stond.

Oeuvre
Limperg is een van die vele architecten die zijn carrière begon in het interbellum. Deze periode is een zeer moeilijke geweest; de crisisjaren, de onzekerheid van voor de oorlog en de jaren van de oorlog zelf. Een overzicht van Limpergs werk laat een verscheidenheid aan ontwerpen zien. Naast architectuur werkte hij aan stedenbouw, bouwelementen, interieurontwerpen, verbouwingen, tentoonstellingen, restauratie- en beheeradviezen, toneeldecors en -kostuums. Een groot deel van Limperg's overig werk bestond uit analytisch onderzoekswerk, want cijfers en studies interesseerden hem net zo veel als architectonische vormen. Zijn onderzoekswerk lag direct in de lijn van de resultaten van de diverse CIAM-congressen. Het is interessant te weten dat de werkzaamheden waar hij zich mee bezig hield ook internationaal in de belangstelling stonden. Limpergs boek "Keukens" over de standaardisering van keukens in de woningbouw werd onder andere in Polen en Duitsland uitgebracht. Ook het boek "Naar warmer woningen", over warmte en vocht isolatie werd in het buitenland gepubliceerd.

Het Nieuwe Bouwen
De architectonische ontwerpen die Limperg maakte zijn verwant aan de ideeën van het Nieuwe Bouwen. Zijn meest moderne ontwerp is een werkplaatsengebouw voor kleine industrieën in Amsterdam. De plattegrond van dit ontwerp is geheel ontworpen met het doel kleine bedrijven het voordeel te geven van gemeenschappelijke voorzieningen als liften, transport, installaties, communicatie en dergelijke. Het gebouw werd ontworpen in betonskeletbouw met hoge, brede ramen in de gevel ten bate van een optimale lichttoetreding. Andere ontwerpen van Limperg vertonen ook kenmerken van het Nieuwe Bouwen maar in veel mindere mate dan het werkplaatsengebouw. Het ontwerp voor een woonhuis met kantoor en werkplaats voor de familie Naaktgeboren in 's-Gravenhage, het grootste uitgevoerde bouwproject van Limperg, laat Limpergs interpretatie zien van het Nieuwe Bouwen. Het ontwerp heeft een groot glasoppervlak aan de zuidkant en een heldere en eenvoudige opzet van de plattegrond. Het ontwerp bestaat uit een woninggedeelte en een werkplaats, verbonden door een entreegedeelte. De drie elementen worden geaccentueerd door drie op verschillende hoogte geplaatste en van afmeting verschillende schuine dakvlakken. In de door Limperg ontworpen verbouwingen keren functionele aspecten terug in de uitvoering. Zoals bijvoorbeeld in een zo economische mogelijk ingerichte secretaressenkamer waardoor drie werkplekken plus een thee/koffiehoekje in een kamertje van 12 m2 passen, of in een recreatiezaal waar de tafels uit geklapt kunnen worden tot tafeltennistafels en waar door middel van schuifwanden de ruimte op meerdere manieren in te delen en te gebruiken is.

Veel kans om daadwerkelijk te bouwen kreeg Limperg echter niet, de meeste van zijn projecten bleven beperkt tot het papier: een woonhuis te Blaricum, dat door de welstandscommissie Blaricum afgekeurd werd, het ontwerp voor een werkplaatsengebouw voor kleine industrieën te Amsterdam, dat door een gebrek aan financiers niet van de grond kwam, het project voor proefwoningen in samenwerking met Merkelbach, Karsten en Van Tijen, dat strandde door de oorlogsomstandigheden.

Prijsvraaginzending Schelde oever
Van stedenbouwkundige aard was Limpergs deelname in 1933 aan de internationale prijsvraag voor de bebouwing van de linker Schelde-oever in Antwerpen. Deze prijsvraag werd uitgeschreven door de onderneming Intercommunale Maatschappij van den Linker Schelde Oever, (I.M.A.L.S.O.). Limperg werkte voor deze inzending een analyse uit over de relatie tussen het internationale verkeer en de stad Antwerpen. Centraal hierin stonden de te verwachten toename van de verkeersstromen en hoe die zich verhielden tot de uitbreidingen op de linker Scheldeoever. Limperg werkte verder een vergelijkende analyse uit tussen Amsterdam en Antwerpen. Het uiteindelijke voorstel voor Antwerpen was tenslotte dat de gebouwde Scheldetunnel alleen voor stadsverkeer mogelijk was, het internationale verkeer zou om de stad geleid dienen te worden om het dichtslibben van de stad te voorkomen. Om dit te voorkomen moest rond Antwerpen een ringweg worden aangelegd. Limpergs inzending voldeed niet aan de gestelde vraag een plan te ontwerpen voor oeverbebouwing, maar leverde wel kritiek op de moedwillige bebouwing die juist verkeersmoeilijkheden schiep.

Bouwelementen
Limperg ontwikkelde een concept voor het straalverwarmingspaneel. Dit was een verwarmingssysteem bestaande uit verwarmingsleidingen gestort in betonnen panelen die gestandaardiseerd geproduceerd konden worden. De panelen konden, afhankelijk van de behoefte, naar een enkele of naar beide kanten stralen. Ingenieursbureau van Wolter en Dros werd benaderd om de haalbaarheid van het project te onderzoeken en NV de Vries, Robbé en Co om het systeem in productie te nemen. Echter bij het aanvragen van patent voor het systeem bleek een Amerikaans octrooibureau in dwars te liggen. In een nieuwe aanvraag werd de nadruk gelegd op het dragend constructief karakter van de stralingspanelen. Uiteindelijk bleek het in productie nemen duurder te worden dan verwacht en hierdoor durfden de producenten het risico niet te nemen. Limperg besloot af te zien van verdere ontwikkeling van dit product.

Interieur
Limperg is geruime tijd bezig geweest met het interieur, daaronder vielen ontwerpen voor een vliegenprovisiekast, een lamp voor directe en indirecte verlichting en een gestandariseerde keuken. Deze interieurontwerpen hadden met elkaar gemeen dat ze industrieel produceerbaar dienden te zijn. De kosten voor het maken van de producten bleken echter zo hoog, dat fabrikanten de producten niet goedkoop op de markt konden brengen. Bij het ontwerp van de keuken haakte de fabrikant, Bruynzeel, al zeer snel af en voor de lamp werden diverse offertes gedaan maar geen enkele fabrikant durfde het product op de markt te brengen.
Alleen de vliegenprovisiekast, een systeem om eten en drinken koel te kunnen bewaren, werd door Martinit, later Eternit, in productie genomen. Deze vliegenkast bestond uit een naadloze asbest-cementen buitenbak met een uitneembare asbest-cementen binnenbak. Deze constructie zou voor driekwart in de buitenmuur gemetseld moeten worden, aan de koele zijde van de woning en in nabijheid van de keuken. Door het warmte-isolerend vermogen van de kast zelf en van de muur en door de toepassing van ventilatie door de kast konden voedsel en drank langer bewaard worden. Door de te hoge prijs werd de vliegenprovisiekast evenmin een succes. Slechts éénmaal werd het systeem in een nieuwbouwproject toegepast; een woningbouwproject in Schiedam, ontworpen door architect J. van Dort in 1938.

Tentoonstellingen en jaarbeurzen
Een aparte categorie binnen het werk van Limperg is het ontwerpen van tentoonstellingsstands. Limperg begon met het verzorgen van de inrichting voor de tentoonstelling van machinaal bedrukte zijden stoffen. Deze vond plaats in het dakpaviljoen van de firma Metz en Co te Amsterdam in 1936. Hij kreeg deze opdracht waarschijnlijk via de contacten die hij legde binnen zijn familie en vriendenkring. Vervolgens kreeg Limperg verschillende opdrachten voor de bouw van jaarbeursstands, onder andere voor de uitgeverij Mouton en Co, die de door Limperg en E. Verschuyl samengestelde Catalogus voor de Bouwwereld uitgaf, en de firma Auerhaan en Zn voor de automobielbeurs in de RAI te Amsterdam, 1937.
In Leipzig werd elk jaar de Leipziger Messe gehouden. Een grote jaarbeurs waar diverse landen en bedrijven aanwezig waren. In opdracht van de Nederlandsche Economische Voorlichtings Dienst richtte Limperg driemaal achtereen de Nederlandse inzending in voor deze jaarbeurs. Deze inzending bestond uit twee delen, het eerste gedeelte heette "Kunst in handwerk en Industrie" en bestond uit keramiek, edelsmeedwerk, emaillewerken, weefwerk, gedrukte stoffen, meubelen, drukwerken, papierwaren en tafelzilver naar ontwerpen van Nederlandse kunstenaars. Het tweede gedeelte was de hoofdzaal van de Nederlandse inzending. Verschillende afdelingen, zoals de landbouw en de zuivelindustrie, presenteerden hier typisch Hollandse producten, zoals bloembollen, planten, bloemen, landbouwzaden, kippen, eieren, boter, melk, kaas en aardappelen.
In diverse artikelen in De 8 en Opbouw werd verslag gedaan van ontwikkelingen op het gebied van de inrichting van tentoonstellingen en jaarbeurzen. Aan het eind van de jaren dertig bleek uit deze artikelen dat men steeds minder individuele stands bouwde en telkens meer collectieve inzendingen werden verzorgd op de jaarbeurzen. Limperg ontwierp voor de Bond voor Kunst en Industrie, op de voorjaarsbeurs te Utrecht 1941, en voor de Departementale Inzendingen, op de najaarsbeurs te Utrecht in dit zelfde jaar de algemene inrichting van de tentoonstelling. Zij werden beiden met enthousiasme ontvangen door collega en critici.

Toneel
Limperg is voor zover bekend de enige architect van het Nieuw Bouwen geweest die zich bezighield met het ontwerpen van toneeldekors en -kostuums. Zijn werk is niet onopgemerkt gebleven door de schrijvende pers; in menig recensie werden de decors en de kostuums van Limperg beschreven, vaak vol lof en enthousiasme. Limperg werkte mee aan drie dansproducties. De eerste opdracht bestond uit het ontwerpen van vijf kostuums voor de joodse danseres Chaja Goldstein in 1933. De volgende twee waren opdrachten voor dekors en kostuums voor balletvoorstellingen van Tadjana Tamarowa en Alexander Ludowski in een revue van Meyer Hamel, een in 1934 en 1935. De meeste van de toneelstukken waaraan Limperg meewerkte vallen in de categorie van typisch Amerikaanse, van glamour doortrokken, tragikomische werken. Voorbeelden hiervan zijn "De B-21 vliegt om de wereld" geschreven door H. B. Planten, geregisseerd door A. Defresne en met een keur van spelers, waaronder Albert van Dalsum, Louis van Gasteren en Paul Huf; "Happy/boy meets girl" geschreven door Bella en Samuel Spewack, geregisseerd door Albert van Dalsum, en gespeeld door de Amsterdamse Toneel Vereeniging, en tevens "Honeymoon/Duet in Floodlight", gespeeld door het Nederlandsch Tooneel en geschreven door J. B. Priestley.
Limpergs meest succesvolle productie was het toneelstuk "de Amazonen", geschreven door Ellen Kahn en geregisseerd door Paul Storm, een bekende van Koen Limperg. Het toneelstuk is een persiflage op de klassieke sage over de vrouwenstaat, waarin een stuk uit de Ilias van Homerus, over de confrontatie tussen de Trojaanse vrouwen en de Amazonen, een vrouwelijk krijgersvolk, gekoppeld wordt aan de problematiek van het leven van de intellectuele vrouw in de jaren dertig. Dit toneelstuk werd in 1933 opgevoerd door het toneelgezelschap van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging en oogstte veel succes in diverse dagbladen en binnen vakkringen. Voor De Amazonen ontwierp Koen Limperg 48 kostuums. Deze kostuums zijn afgeleid van de mode op dat ogenblik. De Trojaanse vrouwen in het stuk zijn gekleed in luxe avondjurken, ontworpen door modeatelier H. von Steinbrecher Amsterdam, om een andere levenswijze aan te duiden. Dit modeatelier maakte alle 53 kostuums voor het toneelstuk.
Limpergs grootste misser op het toneel was het dekor voor het toneelstuk "St. Joan", geschreven door de Amerikaanse schrijver G. B. Shaw en in 1936 opgevoerd door de Amsterdamse Toneel Vereeniging. Voor dit toneelstuk maakte Limperg gebruik van een twee-dimensionale knipseltechniek waardoor het effect ontstond van een ruimtelijk uitgevouwen bouwplaat. Limperg werd met dit decor in de pers flink afgekraakt, vooral omdat de decors te overheersend waren: teveel franje en teveel kleur. Ook gaven de decors de spelers te weinig speelruimte en was de mis en scène van de diverse spelers slecht, onder andere door slechte toneelafgangen en de slechte zichtbaarheid vanuit de zaal. Ook lagen de decors die architect Wijdeveld ruim tien jaar eerder ontwierp voor het zelfde toneelstuk en volgens deze zelfde techniek nog vers in het geheugen van de diverse recensenten.

Enkele objecten uit het oeuvre

Openluchttheater Zonheuvel
Koen Limperg ontwierp het Openluchttheater Zonheuvel in Doorn in 1936. Het openluchttheater heeft een capaciteit van 200 zitplaatsen en werd uitgevoerd in het kader van een werklozenproject, georganiseerd door den Centrale voor Werklozenzorg. De beplanting werd aangebracht door Jhr E. de Jonge, Rentmeester van de stichting "Het Utrechts Landschap".
Het gradino, de trapvormige zitplekken, werd uitgevoerd met scherp zand, de niveau verschillen met bodemplanken. De speelplek, het toneel, is afgewerkt met mos als vloerbedekking. Het kleedgebouw, dat tevens dienst doet als opslagplaats voor het decor, de fietsenstalling voor 40 fietsen en parkeergarage, zijn gelegen vlak naast het amfitheater. Zij bevinden zich half in de grond, om het spel niet te verstoren met geluid. Voor de verlichting van het theater is er achter de toeschouwers een lichtbrug met schijnwerpers gebouwd. Op deze brug bevind zich tevens een bord voor aankondigingen op dagen voorafgaande aan het spel.
Net als in Limpergs ontwerpen van stands zijn er ook in dit ontwerp vloeiende vormen. Het door hoge bomen omzoomde terrein heeft de vorm van een uitgerekte ovaal met aan de korte zijde het podium met een opvallende oude beuk. Het toegangspad loopt in een sierlijke bocht naar de zitplaatsen langs de lichtbrug.

Woonhuis met werkplaats te 's Gravendeel
Dit project werd vlak voor de oorlog gestart. Het echtpaar Naaktgeboren wilden op een lokatie in 's Gravendeel een woonhuis met werkplaats. Door het uitbreken van de oorlog liep de bouw enige vertraging op, maar het ontwerp werd uit eindelijk toch gerealiseerd in 1943.
Bij binnenkomst in het complex is links van de entree het woonhuis met op de begane grond de keuken , bijkeuken en eethoek. Over de gehele zuidkant van de woning is de woonkamer. Rechts van de hal bevind zich de werkplaats en een kantoor. Onder de keuken is een ruime kelder met provisieruimte en een stookhok voor de centrale verwarming. De kelder kan in geval van nood ook als schuilkelder functioneren. Op de eerste verdieping is er boven de werkplaats een berging, arbeiderskamer en een vide naar de werkplaats. Boven de hal bevind zich een bergzolder. In het woonhuis bevinden zich op de eerste verdieping een grote slaapkamer en een logeerkamer met daartussen een ruime badkamer. Aan de slaapkamers is een groot dakterras op het zuidwesten. Het ontwerp heeft een schuin dak aflopend op het noordoosten. De woonkamer aan de zuidgevel is een grote erker die aan de woning vastzit. Het vele glas in de zuidgevel samen met het schuine dak voorzien de woning van veel natuurlijk licht. Een opvallend element aan de noordgevel is een schoorsteenpijp die als een zware koker door de woning schiet vanuit de centrale verwarmingsberging. De bijdrage van G. J. Meyers bleef beperkt tot het geven van advies met betrekking tot de betonberekeningen en andere tekeningen.

Buhrman recreatie zaal
Limperg ontwierp in 1939 de verbouwing voor de recreatiezaal voor de firma G. H. Buhrmann Papiergroothandel N. V. te Amsterdam in 1939. De betimmeringen en het meubilair werden uitgevoerd door Meubelfabiek N. V. Haag en Zoon uit Amsterdam.
De recreatiezaal kon op meerdere manieren gebruikt worden. De eerste opstelling bestond uit losse banken en tafels voor bijeenkomsten en voor het verblijf tussen de middag. Door middel van een schuifwand en een glazen schuifdeur kan dit kleinere gedeelte van de zaal worden afgezonderd zodat men niet gehinderd werd door tafeltennisspelende collega's. Door middel van een gordijn konden beide gedeelten verder worden gescheiden. In de tweede situatie werden de losse banken en tafels in een vergaderstand gezet in het grote gedeelte van de zaal. Langs drie wanden zijn tentoonstellingsklaptafels voor de expositie horizontaal gesteld. In het kleine, sociëteit-achtige gedeelte van de zaal vormden deze klaptafels in verticale stand kleine ruimtes waardoor een gevoel van afzondering gesuggereerd werd. De eerder genoemde schuifwand kon ook de ruimte van het buffet afsluiten bij de toiletten, terwijl een tweede schuifwand het buffet aan de zaalzijde afsloot. Op deze manier bereidde men bijvoorbeeld consumpties terwijl er een vergadering in de zaal plaats vond.
De oorspronkelijke bestemming van de zaal was dat van een papierpakhuis. De ramen waren door deze functie te klein voor gebruik als recreatiezaal. Er werden nieuwere ramen aangebracht met grotere afmetingen. Door een speciale constructie met klepramen is het mogelijk om direct onder de ramen te zitten zonder hinder van tocht te hebben. Het afzuigen van verbruikte zuurstof geschied door middel van kokers in het plafond, die van het midden van de zaal nabij de kolommen tot boven het dak doorlopen.
De kolommen in de ruimte werden bekleed met aluminium platen. De banken waren gemaakt van verchroomde stalen buizen, met de kussens en rug van blauw kunstleer. De tafels zijn voor meerdere doelen beschikbaar. De bladen zijn tot dubbele grootte uitklapbaar, zodat ze als tafeltennistafel gebruikt kunnen worden. De bovenzijde van de tafels is bekleed met blauw kunstleer. De tafels kunnen overigens in samengeklapte en opengeklapte toestand met elkaar samengesteld worden voor gebruik als tentoonstellings- of vergadertafels.

Slot
Limperg heeft in zijn ruim dertien jaar durende carrière tussen de twee oorlogen weinig gebouwd. Zijn gebouwde werk bleef beperkt tot een atelier, een woonhuis met werkplaats en diverse verbouwingen. Toch laat Limpergs werk een interessante carrière zien; toneeldecors en -kostuums, jaarbeursstands, Limperg's publicaties. Limperg werkte in de schaduw van de 'groten' van zijn tijd, de ook nu nog bekend klinkende namen van Gerrit Rietveld, Mart Stam, B. Merkelbach, A. Bodon, Maaskant en Van Tijen. Het was de tijd van de CIAM-congressen, na de bloeiende twintiger jaren met de opkomst van het Nieuw Bouwen waren de dertiger jaren de tijd van discussie en uitwerking van de ideeën van de Modernen. In de schaduw van de dreigende oorlog, werd het fundament gelegd voor de Moderne Architectuur zoals wij die kennen van na de Tweede Wereld Oorlog.

Toen in 1940 de oorlog uitbrak zag Limperg hoe het Joodse jongensweeshuis ontruimd werd. Daarop besloot hij zich bij het verzet aan te sluiten. In het begin beheerde Limperg samen met de celliste en dirigente Frieda Belifante een fonds waarmee ondergedoken kunstenaars en hun gezinnen gesteund konden worden. Later in de oorlog begon Limperg een meer actievere rol te krijgen in het werven van leden voor het verzet. Tijdens de voorbereidingen van de overval op het Amsterdamse bevolkingsregister maakte Limperg schetsen van het gebouw, waarop aangegeven werd waar dynamiet geplaatst moest worden. Die bewuste nacht waren de uitvoerders, onder wie Willem Arondeus en Johan Brouwer, ondergedoken in het huis van Limperg. Niet kort daarna werden enkele leden van de verzetsgroep opgepakt en dook Limperg met zijn gezin onder. Bij een ontmoeting tussen Limperg en mevrouw Sandberg in het bos van Bredius bij Bussum, in verband met het steunfonds, werd Limperg opgepakt door de SD. Limperg werd veroordeeld voor zijn aandeel in de aanslag op het bevolkingsregister hoewel de bewuste schetsen nooit aan het licht zijn gekomen.
Limperg werd, samen met elf anderen, geëxecuteerd in Overveen, op 1 juli 1943. Na de oorlog schreef A. Elzas in een memoriam over Limperg; "Hier stierf geen architect die grote werken naliet, maar een die zijn leven gaf voor onze vrijheid en daarmede een belangrijker monument bouwde dan ooit een bouwmeester zal kunnen scheppen; een monument voor zich zelf in het hart van zijn volk."

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam